Schoonhees
Geschreven door Alfons Beckers
Grootmoeder
Regina (Zien) Theys verteld.
En dan denk ik Limburg 1901
Doodarm, versleten Kempisch wijfke,
Gij woont ginder op de rosse hei,
In uw armzalig lemen hutje,
Gedekt met halm, gevloerd met klei.
Wie heeft er uw verrimpeld wezen,
Sinds 50 jaren nog bedacht,
Uw knokkelhand een druk gegeven,
Uw eenzaamheid een groet gebracht.
Gij leeft van alleman vergeten,
Een schrale geit een dove kat,
Een hen of drij, is 't gezelschap,
Dat ge arm scherminkel ooit bezat.
Voor mondkost hebt ge een halster koren,
Een kruikske smout, een kroegske vet,
Voor brand wat turf en dennendunsel,
Wat hooi op 't schelfke voor uw met!
Voor huisraad enige eerden potten,
Een strooien bed, een waggelend schap,
Voor kleedsel, een katoenen mantel,
Een rok, een lijfke lap op lap.
Uw kamer pronkt? Een koper kruisbeeld,
Een houten klok, een printje of drij,
De moeder Gods, het kindje Jezus,
En St. Donatus nog erbij.
Een bruine kist bevat uw schatten,
Uw beste kleed, uw baaien rok,
Twee mutskens, wijlen moeders borstkruis,
En vaders mispelaren stok.
Aldus bedeeld zo sleept ge uw leven,
Jaar in jaar uit, gelijk ge kont,
En lijd misschien niet minder honger,
dan menig peerd of menig hond.
Besluit
Ik groet eerbiedig uwe armoed,
O wijfken en acht u meer,
Dan alle steedse flodderkonten,
Gij verdoken bloemke van ons Heer.
August Cuppens
Ik heb de boerderijen nog gedeeltelijk weten staan. De gebouwen nog met naam horen noemen maar toen dienden ze al voor andere doeleinden.
Zo hoorde ik dikwijls "bij Sus van Bêtske aan de schaapskooi" en bij "Jef van Louisken aan de turfschop"
Bij Sus van 't Hof( dat was de zandhoeve) aan het groenkot ( wasplaats voor dieren).
Het verhaal zoals ik het letterlijk hoorde van Zien Theys.
Alfons Bekers
Van als ik goed kon lopen moest ik schapen hoeden. We dreven met 100 schapen en een hond naar de Ulfheide. Ik was de oudste van acht. Ik weet nog goed dat elk jaar de schapen geschoren werden. We moesten ze dan naar de Ulfheide drijven. Dan kwam het mansvolk en de buren. De schapen werden dan de vijver van de kronnewijer ingedreven. Dat water was zo klaar als hagel. Het mansvolk drukte dan de schapen één voor één onder water en werden schoon wit gewassen.
Als ze allemaal gewassen waren dreven we ze terug naar huis, dan was de schaapskooi dik met proper stro gestrooid. 's Anderendaags zeer vroeg kwamen de boeren van de boerderijen en ons vader en zij schoren dan de schapen. 's Middags hadden ze gedaan en dan was de volgende boer om de schapen te wassen en 's anderdaags te scheren. Ik zegde al, er waren 7 boerderijen.
's Maandags begon men te scheren. De zaterdag, als het weer goed zat, moest er nog een boer aan de beurt komen, dan was dan maandag wassen en dinsdag scheren. Als men dan 's middags gedaan had was er groot feest.
Dat feest schoof elk jaar op en zo was elk om de zeven jaar aan de beurt.
Die dag was voor ons " vetten dinsdag "!
Dan moest ons moeder 14 dagen werken aan de wol vooraleer dat die gewassen en droog was.
" Maar ik zeg en ik meen, die wol, dat was marchandies!!!"
Moeder zaliger is in het kinderbed gebleven. Ik was toen 12 jaar en wat doet een vader ( Stavus Theys) met 8 kinderen onder de 12 jaar???
Twee jaar nadien trouwde hij met de meid. " Het voske van Staf Theys" noemden de mensen haar. Als ik 19 was moest ik eruit en gaan dienen. Er kwamen nog 8 kinderen bij en toen was de Zandhoeve "pinneken aan de blok" zegden men dan!!!
Een jaar was ik meid op de Blaasberg en toen bij Baptist Schellens op de graaf in Genendijk. De beste mens die ik kende. Daar was ik 9 jaar en nooit geen woord gehad(ruzie). Ik had gespaard en gespaard en toen ons vader wist dat ik centen had, kwam hij op een zondagmiddag en leende van mij geld voor een vaars te kopen. Zo arm was hij geworden.
Ik zag het geld nooit terug want toen ik trouwde met onze Feel, heeft Tist Schellens die ik 9 jaar diende als meid, de koffie betaald in Den Anker op Looi markt.
Baptist Schellens
Het was een boer met drie knechten en twee meiden, twee zonen en een dochter. Ge moet niet vragen wat een gedoen dat was. Maar daar was alles en overal was eigen volk bij het werkvolk. De ene stond voor dit en de andere voor dat. Dan hadden ze nog dikwijls pensionairs, want meester Van Oost, nadien was hij schoolmeester in Looi, is er lang in de kost geweest toen hij school deed in Genedijk.
Zij verbouwden ook alles. Hadden zelfs vlas staan. Dat werd er gehekeld en gekamd en wij moesten dan over de winter spinnen. Uit de Vlaanderen kwamen mensen die een weefgetouw bij zich hadden en die bleven in de kost en sliepen er tot ze alles geweven hadden in mooi lijnwaad.
Toen ik 21 werd heb ik van Tist Schellens mijn eerste baaien rok gehad. Gesponnen en geweven ter plaatse. Ge moet niet vragen, ik ben nu in de tachtig en ik draag hem nog. ( baaien rok: uit zijn geheel geweven zonder naad.)
Zij kweekte hennep. Als het slecht weer was werd die 's avonds bij den haard geschild, voor touwen en zelen, teugels en kardelen. 't Was onverslijtbaar!
Er stond langs de vest een lange rij maaiwissen die elk jaar gekapt werden. In 't voorjaar kwamen dan gewoonlijk de mandenvlechters. Hollanders en mensen van de Maaskant. Die vlochten dan manden die nodig waren tot de wissen op waren. Zij bleven dan ook weer zolang als logies.
En die konden wissen bleken en maakten dan wasmanden, juwelen waren dat.
Als over de winter de vlegeldorsers kwamen, dorsten zij soms op den vloer met vijf tegelijk. ( koren van het kaft scheiden)
Maar het koren reinigen en boven dragen dat was het werk voor de zonen en dan moesten wij soms de wanmolen draaien.
De turfstekers kwamen in 't najaar turven. Die turfden dan een week en kwamen de week nadien terug. De brij turf die zij uitgestoken hadden was dan droog. Zij hadden na het steken met de turfgaar strepen door de brij getrokken. Dat brokkelde nu allemaal in klotten ( gelijke stukken ) en die werd in mijten gezet dat de wind erdoor kon tegen de winter.
Dan werd hiermee de turfschop vol gevoerd en konden ze de hele winter stoken.
Turf hitste niet zo hard maar kon dagen vuur houden.
We zijn begonnen met ons 10 vingers en daar ben ik nog fier op. Want als mijn vader gestorven is moest onze Feel voor het erfdeel naar de notaris en ik weet nog goed, dat was de eerste en enige maal dat hij dronken is geweest. Zij hadden in plaats van delen alles terug samengelegd (al de kinderen) en de ganse erfenis opgedronken. Ik had nog zo gezegd dat hij van bij Bruren ne kilo bruin zeep moest meebrengen. Die had hij mee in de zak van zijn kiel (blauw katoenen werkvest), iets wat ne mens nooit vergeet!!!
Ik zegde nog " Feel had dat ook maar opgedronken, want nu hebben we geerfd, ne kilo zeep! 't Is toch dat!!!"
Dat waren varkens van 300 kilo bij die grote boeren. De varkens zaten meer dan een jaar in het hok en die kregen niets anders als meel en patatten.
Alle dagen werd er een fornuis varkenseten gekookt. Dat was 's winters werk voor de stalknecht en 's zomers voor de meid. Ganse kroegen vet werden gesmolten van zo een varken en vet, dan is er eten in huis!!!
Zo een veer smelten over den haard, dat was zeer gevaarlijk werk. Meer als een huis werd daar ooit in as gelegd. Als het varken daags na het slachten in de pekel gestoken werd, moest al het mansvolk helpen. Toen waren er geen vleesmolens en al het vulsel voor de pensen moest gesneden worden met een mes. Als alles gesneden was werd er een grote houten kuip binnen gehaald die schoon wit was geschuurd. Gewoonlijk de koekuip waar drank in gemengd werd en die was wel 200 liter. Daarin werd het vulsel voor de pensen met bloed gemengd. Het mansvolk moest proper kleren aandoen en op hun knieën rond de kuip zitten met een stamper en met een trechter vulden zij dan de pensen.
Dan was het varkenskermis!!!