Schoonhees
Geschreven door Alfons Beckers
Grootmoeder Regina Sas verteld
Als ik denk aan de tijd hoe grootmoeder vertelde! Haar beeld is mij eeuwig bijgebleven. Nooit, hoe erg het ook was, heb ik ze eenmaal horen vloeken. Haar enig krachtwoord, maar dan was het al erg, " nonde djus". Wat dat betekende heb ik nooit geweten.
Zij had zeer weinig school gelopen. Toch was zij zeer bekwaam. Moest zij iets ondertekenen, altijd geschrift met veel krollen (krullen) en plechtig " Theys Maria Regina".
Zij kon vertellen dat we luisterden met de mond open! Want vertellen was haar grote specialiteit. Haar vader en moeder waren afkomstig van Olmen, van zeer deelhebbende mensen:
het gelacht Stavus Theys en Vereth. De Theysen, het geslacht van kooplieden en slagers. En hoe ze in Looi kwamen...
Alfons Beckers
Aldus wat Zien vertelde:
Mijn vader was enige zoon die geboren was in Ham. Mijn grootvader heb ik nooit gekend. Mijn grootvader dus, was getrouwd in de nieuwjaarsmaand van het jaar 1825 met de meid, mijn grootmoeder. Zij hete (noemde) Schepers Maria. Ik geloof dat zij geboren was in Tessenderlo in 1803, want ik heb haar doodsprentje bewaard. Mijn grootvader echter was geboren in Ham en was van 1770 dus 33 jaar ouder. Men zei toen in Ham: daar is vuur in de schouw want die rijke boerenzoon trouwt met de jonge meid!!!!
" Het kind ocharm" zegden de mensen. "Maar zij doet het voor het geld want wat die Theysen bezitten!!!"
Maar ik zeg en ik meen, dat geloof ik niet want vader zaliger zei altijd "die het doet voor de klot zit met de zot begot, levenslang op zijn kot."
Maar praat was er genoeg.
Toen maanden nadien grootmoeder een miskraam kreeg spraken de mensen "de kar is uitgescheten". In 1829 werd een zoon geboren, mijn vader dus "Stavus Theys". Bij haar volgende kinderbed schoot moeder hare kees bij in. Dat was in 1832. Mijn vader bleef bij zijn grootouders in Ham tot hij 20 was. Want de Theysen kenden tegenslag. In de oogstmaand van het jaar 1836 ving mijn grootvader, hij noemde Peter(Petrus)Theys, een pleuris bij het graanpikken. Bij een onweer een kou gevat. Hij is ervan gestorven.
Stavus Theys, mijn vader, was wees op 7 jaar en verloor zijn moeder op ouderdom van 3 jaar. Ge moet niet vragen wat een tegenslag in die jaren.
Grootvader was 66 toen hij stierf, grootmoeder 29.
Mijn vader groeide dus op bij zijn grootouders. Toen hij op ouderdom kwam stond hij alleen, om onderdak te hebben was hij genoodzaakt zich te verhuren als boerenknecht op de Hamse hoeve in Olmen. Ondanks zijn rijkdom, maar het lag aan de "momber" zoals men dat in den tijd noemde - die over een minderjarige werden aangesteld en baas was tot de wees 25 jaar oud was.
Toen Fons van ons Julie geboren was, zijn eerste naam was eigenlijk Felix, want onze Feel was er peetoom van en fier dat hij was. Dat heb ik altijd blijven onthouden...
Als het kind 6 weken oud was, is onze Feel van de schelft gevallen en is 's anderendaags gestorven. Was het de wil van de Heer?
Want onze Fons is juist 100 jaar jonger dan mijn vader Stavus Theys.
Regina Sas
Een mensenstam zo 150 jaar geleden
Namen die ontstonden, mensen kwamen.
Weet u wat zij deden, zo lang geleden?
Maar wordt er uit wijs.
Wie was Sas en wie was Theys ?
Grootmoeder verteld.
Regina Theys
(Zien, ook Rozien genoemd)
Hij lag erbij als een molshoop in de woestijn.
Links lag de Wijer, een spaarbekken van de schans. Aan de voorkant dennenbos, achter het huis een vliet 3 meter diep die het water van de Wijer naar de vestigingsgracht bracht bij droogte of regengebrek. Deze Wijer ving het water op van de Konijnenberg( ja ook de oude Belgen wisten dat het water bergaf liep) Want de schans was nog verbonden met'' Het Ven''. Een vijver die het water opving van de Molenberg, evenals de vijvers van ''Het Hof''. Daar kwam het water van de Oosterse bergen, met het noorderven voor het water van Kepkensberg.
Men beschikte niet over niveaukaarten, maar toch lag alles op zijn plaats en nooit bij mensengeheugen hebben de walgrachten van de schans droog gestaan. Dus de valbrug omhoog en de schans was dan tijdelijk onberijkbaar.
Juist achter de Kanusberg lag een drietip gemeentegrond. Daarop lag een gemeentewaterput en stond de wip van de schuttersgilde.
Dit pleintje was voorzien als dorpsplein, want 100 m. oostwaarts juist achter de Wijer,
stond sinds 1820 een wijkschool met een meester, waar sommige kinderen 's winters heengingen, want zomers moesten ze, klein en groot op het veld werken.
Deze school beschikte over een groentetuin met de bedoeling de kinderen bij te scholen in land en tuinbouw. De grond van de tuin was uitstekend midden de Kempische zandgrond. Maar grootmoeder zegde altijd dat die tuin opgehoogd was met aarde van de suikerfabriek van Tienen (bietenafval en Walengrond) die langs de spoorweg was gekomen en die de boeren met de kar hadden aangevoerd.
De school was afgebrand in 1847 en weder opgebouwd in 1856, juist voor Stavrus Thijs in de Zandwinnig kwam wonen. In 1899 is de school opgedoekt en verhuist naar den Eikelenberg. In plaats van Schoonhees werd Hulst een parochie.
Onze Gust en onze Jef liepen nog school aan het Bergske (hier word Kanusberg bedoeld) want ik weet nog goed dat ze de boterkorf moesten meebrengen voor de verhuis naar den Eikelenberg. Tot 's nachts 12 uur heb ik geschuurd om de boterkorf mooi wit te krijgen. "Een mens wil immers gene klap achter zijn kont!" adus Zien Theys.
Juist achter de Kanusberg naar het oosten stond de boerderij "de Blaasberg". Daar woonde de schout en de deken van de schuttersgilde. De schuttersgilde die toen in geval van nood de schans kon verdedigen. Schoonhees, het gehucht telde toen 7 boerderijen. Dit wil zeggen, zeven boeren die in alles zelf voorzagen. Zij hadden eten, hout en turf, beschikten over een schaapskooi van ongeveer 100 schapen, meestal voor de wol.
De jongsten konden schapen hoeden met schepershonden, (grootmoeder kon nog omgaan met de herdershonden en kende het fluitsignaal voor de hond en het komandement. Alfons Beckers) Want 's zomers moesten ze gewoonlijk naar de Ulfheide.(aan de andere kant van Hulst) Zij lieten dan de schapen drinken aan de kronneweer, maar dreven altijd voor donker naar huis en de dieren werden gestald in de schaapskooi.
In voor-en najaar werden ze gehoed in de streek rond de hoeve, daar was dan eten genoeg en konden ze drinken uit een van de spaarbekkens van de schans of aan de walgracht zelve.
Kortom de "de Kanusberg" was het middelpunt van de vestiging Schoonhees. Een dorp gebouwd rond de grote hofsteden waarvan alles en iedereen leefde. De schans waar de voorraden werden opgeslagen voor de winter en ontij. Ook een voorraad voor wanneer de oogst een jaar mislukte.
Er stonden vier enorme schuren en een woonhuis. Dit alles was omwald door een diepe waterloop altijd vol, met een toegang over de valbrug.
Alfons Beckers:
Als grootvader Felix Sas trouwde met Regina Theys woonden zij enkele jaren in het poortershuis van de schans, waar hun eerste twee kinderen werden geboren.
Zien Theys:
Ik weet nog goed dat met de harde winter in de jaren '90 (1890) de pastoor van Looi preekte:-want wij hoorden bij Looi(Tessenderlo-vroegere schrijfwijze: Tessenderloo) " we woonden op de schans": vul zakken met hooi en stro en leg dat op de kinderen s'nachts, maar laat de schaapkens niet bevriezen. Wind hen goed in en trek kousen of datgene wat ge hebt over hun handjes als voorzorg voor rattebeten.
Wij zaten daar op de schans, de wind vloog dwars door het huis, met onze Gust en onze Jef. Zij waren maar 13 maanden van elkaar. De mensen vroegen altijd: "Zien, is dat een tweeling???"
Die winter heb ik nooit zo hard weten vriezen. De bomen kloven in tweeën. We moesten aan de haard zitten met zakken omhangen. Stoven bestonden toen nog niet voor arme mensen.
Onze Feel had werk voor hout te maken en turf in te halen en de klein mennekes, ocharme, lagen weerskanten van den haard. maar we zijn er doorgekomen, zegden ze dan met een zucht.
Alfons Beckers:
Zien en Felix waren de laatste die woonde aan de zandhoeve. Zij verhuisde naar het boerderijtje van meester Conings op een boogscheut daar vandaan aan de steenweg Tessenderlo-Paal. Daar kregen ze nog drie kinderen: Louis, Marie en Jullie. Zij zouden terugkomen naar de Kanusberg in hun oude dagen en er wonen. Ook Stavus - de vader van Zien-(zie volgende pagina) was toen nog thuis maar is enkele weken na de verhuis in Paal gaan wonen.
Zien Theys:
Toen onze Gust klapte van te trouwen was ik zo bang als een ree. Met een stadsmadam, dacht ik. Maar daarin had ik mij vergist, die kende alles, Celine van onze Gust. Toen ze de eerste maal daar aan de kwam, ging ze wel kijken en in de grond peuteren om te zien wat voor grond het was. Maar aan de andere kant, dacht ik, onze Gust is al in de dertig. Hij was meer dan zes jaar soldaat geweest in den oorlog, hij zal zijn ogen wel open trekken. Maar ne mens denkt vanalles als op ne keer een van de kinderen zegt " ik ga trouwen met iemand van de stad Antwerpen!"
Als men dan vroeg: Zien, hoe komt hij aan een madam van Antwerpen? Dat kwam met die comerçe in boter en eieren. Zij leverden in de stad en onze Gust had toen al een auto... zegde ik dan.